Weetjes

Uitleg en voorbeelden

Hier een opsomming van algemene dingen die je moet weten bij het maken van de sommen. Deze dingen staan in sommige oefenopgave nog genoemd, maar tijdens een examen moet je deze dingen gewoon weten.

Verschillende weetjes

Vloeistof

1 ml = 20 druppels. 1 druppel = 0,05 ml. Bij bloed geldt 1 ml = 18 druppels. 1 liter = 1000 ml. 1 ml = 1 cc. Stand van spuitpomp is in ml / uur. Druppelsnelheid is in druppels / minuut. Inloopsnelheid infuuspomp is in ml / uur. Inhoud perfusorspuit standaard 48 ml, tenzij anders vermeld. Een ampul mag je maar eenmalig gebruiken. Inhoud perfusorspuit standaard 48 ml, tenzij anders vermeld. Dus als je 2x daags iemand medicijn moet toedienen en er zit meer in een ampul voor 1x toedienen, kan je het overgebleven deel niet meer gebruiken!

Gewicht

1 gram = 1000 mg. 1 mg = 1000 mcg (microgram µg). Zorg dat je goed de eenheden kunt omrekenen!

Tijd

1 uur = 60 minuten. 24 uur = 1440 minuten.

Dosis en sondevoeding

Dosis

Goed lezen is hier ontzettend belangrijk! Hier onder lees je twee voorbeelden om aan te duiden hoe belangrijk dit is. Voorschrift: 600ml per 24 uur in 4 gelijke doseringen. Het totaal wat iemand krijgt in 24 uur is 600ml. Alleen moet je dit verdelen in 4 gelijke doseringen. Dus iemand krijgt 600 : 4 = 150ml per dosis (per keer) Voorschrift: 4 doseringen per 24 uur van 600ml. Hier staat eigenlijk voluit 4 doseringen per 24 uur van 600ml per dosis. Dus totaal krijgt iemand nu 4 x 600ml = 2400ml per 24 uur

Continue sondevoeding

Dit is niets anders dan 24 uur per dag sondevoeding. Dus als er er in voorschrift staat dat iemand 600ml sondevoeding per 6 uur krijgt. Maar er staat ook dat degene continue sondevoeding krijgt, wil dit dus zeggen dat deze persoon dus 4 x 600ml = 2400ml per 24 uur krijgt.

Begrippen

Ampul

Dichtgesmolten medicijnflesje, waarin steriele injectiestoffen worden afgeleverd voor eenmalig gebruik

Dosis, dosering, gift

Hoeveelheid medicatie die je per keer toedient.

Doses, doseringen, giften

Meerdere toedieningen van één hoeveelheid medicatie.

Enteraal

Via het spijsverteringskanaal.

Flacon

Klein flesje met medicatie voor meermalig gebruik

Intramusculair, i.m.

In de spier.

Intraveneus

In het bloedvat.

Oraal, per os

Via de mond.

Parenteraal

Direct in de bloedbaan.

Solvens

Oplosmiddel voor geneesmiddelen.

Subcutaan, s.c.

Onder de huid.

Suppletie

Extra aanvulling bij tekort of ter voorkoming van een tekort aan stoffen.

Suspensie

Vloeistof waarin medicatie is opgelost, moet eerst geschud worden voor gebruik.